Auteur: L.N. Tolstoj
Titel: Huwelijksgeluk
Vertaler: Wils Huisman.
Oorspronkelijke titel: Semejnoje Stsjastje.
Oorspronkelijke taal: Russisch
Plaats van uitgave: Amsterdam.
Jaar van uitgave (Nederlandse editie): 1964
Aantal bladzijden: 127 bladzijden
Een al wat oudere man, Sergéj Michájlowitsj, wordt overrompeld door de verbijsterende kracht van zijn liefde voor een jong meisje, Márja Aleksándrowna. Uit de verwarring van haar gevoelens ontstaan een beantwoording van die liefde en een periode van huwelijksgeluk breekt aan. Dan verliest het huwelijk echter aan spontaniteit en glans. De man trekt zich meer en meer in zichzelf terug en het jonge vrouwtje ontmoet de aantrekkingskracht van de erotiek buiten het huwelijk. Als de betovering hiervan geweken is, rest een weemoed, waarin de man en de vrouw trachten verder te leven in een houding die niet zonder heroïek is.
Literatuurlijst V6
zondag 16 maart 2014
dinsdag 4 maart 2014
Judith Koelemeijer - Hemelvaart
Auteur: Judith Koelemeier
Titel: Hemelvaart
Plaats van uitgave: Amsterdam
Uitgeverij: Atlas contact
Aantal bladzijden: 240 bladzijden
Jaar van uitgave: 2013
Zomer 1985. Zes meisjes vieren vakantie op de Griekse eilanden. Ze hebben net eindexamen gedaan en het leven lijkt één grote belofte. Totdat er de laatste nacht een ongeluk gebeurt. Met vijf meiden, zes rugzakken en een doodskist keren ze naar huis terug. Judith Koelemeijer was één van hen. In haar eerste autobiografische boek ontrafelt ze dit dramatische verhaal uit haar jeugd. Hoe kon ze haar vriendin Annette zo plotseling verliezen? De zoektocht voert haar terug naar Paros, naar de ouders van Annette, de vriendinnen van vroeger en de Duitse jongens die bij het ongeluk betrokken waren. Wat deed de dood van Annette met hún leven? En waarom lopen hun herinneringen aan die fatale nacht zo uiteen? Hemelvaart is een aangrijpend verhaal over vriendschap, schuld en de pijn van het volwassen worden.
Twee recensies:
HEMELVAART
Na dertig jaar reconstrueert Judith Koelemeijer de dood van vriendin Annette Sierhuis.
De nachtmerrie van alle ouders: het bericht dat je kind is overleden. Het overkwam Corry en Rein Sierhuis in 1985. Hun oudste, Annette, nog net geen 21 jaar, was met vijf vriendinnen naar het Griekse Paros afgereisd om vakantie te vieren. Een paar weken lang werd er tot diep in de nacht gefeest, gesjanst, gedronken, gedanst. Er werd gezwommen en geluierd. Het moeten gouden dagen zijn geweest.
In de laatste nacht voor hun terugreis besluiten twee van de vijf nog eenmaal flink de bloemen buiten te zetten. Daarom gaan ze in op het voorstel van de Griekse Nikos, die ze tijdens de vakantie hebben leren kennen. Nikos kent een bouzouki-tent met livemuziek in de heuvels net buiten Parikia. Een paar Duitse jongens sluiten zich aan. Op de motor gaan ze erheen. Het ene meisje, Annette, rijdt met de Duitsers mee, het andere springt bij Nikos achterop. Tijdens de rit in het donker gaat het mis. De motoren van de Duitse jongens botsen op elkaar met gevolg dat Annette van de motor wordt geslingerd. Ze raakt zwaar gewond. In de vroege ochtend van de 15de augustus overlijdt ze.
Bijna dertig jaar later vertelt het meisje dat bij Nikos achterop zat wat er die nacht gebeurde. Dit meisje is Judith Koelemeijer (1967). Toen een bakvis, tegenwoordig auteur van literaire non-fictie. Koelemeijer debuteerde met Het zwijgen van Maria Zachea (2001). Hierin schreef ze over het leven in de jaren vijftig en zestig in Wormer, het dorp waar haar familie woonde. In 2008 verscheen Anna Boom waarin Koelemeijer de onconventionele levenswandel vastlegde van een jonge vrouw in de jaren vanaf de Tweede Wereldoorlog.
In Hemelvaart weerklinken de jaren tachtig. Niet alleen met de muziek van de Simple Minds en U2, ook in zeden en gewoonten. In de gedachte bijvoorbeeld dat er niet vanzelfsprekend werk te vinden zal zijn. Of door nog weer eens van studie te wisselen. Ook in bepaalde zegswijzen hoor je het terug: 'Every day is the first day of the rest of your life.'
Treffend beschrijft Koelemeijer haar vriendschappen van toen: 'vriendschap met een meisje [kon] de intensiteit hebben van een verliefdheid.' Maar met het verstrijken der jaren realiseert de auteur zich dat ze eigenlijk weinig van Annette wist.
Het laat haar niet los, waarop ze besluit de zaak op te rakelen en uit te zoeken. Dan ondervindt Koelemeijer dat het geheugen grillig is en de feiten zich niet eenduidig laten interpreteren. Alle betrokkenen blijken hun eigen versie van de gebeurtenissen te hebben. Ook de juridische afwikkeling vertoont in detail ongerijmdheden. Haar poging vat te krijgen op de situatie strandt definitief wanneer ze de Duitser spreekt die de botsing veroorzaakte.
De jongen van toen is een man van middelbare leeftijd. Ook hij heeft zich beziggehouden met de vraag naar het waarom van de gebeurtenissen. Zijn oordeel na jaren van overpeinzing: 'Es gibt keine Entschuldiging, keine Erklärung.' Wat rest is de bittere conclusie dat Annettes dood zinloos is geweest, redeloos, toeval zonder betekenis.
Hemelvaart, de dag waarop Annette overlijdt, laat zich lezen als een roman. De literaire kwaliteit schuilt in de geraffineerde compositie en thematiek, de heldere stijl. Daarnaast bewijst Koelemeijer zich opnieuw als een behoedzame verteller met een sterk expressief vermogen. Onvergetelijk is het beeld van de vriendinnen op de terugreis: gevijven staan ze aan dek. Met zes rugzakken en een doodskist.
Titel: Hemelvaart
Plaats van uitgave: Amsterdam
Uitgeverij: Atlas contact
Aantal bladzijden: 240 bladzijden
Jaar van uitgave: 2013
Zomer 1985. Zes meisjes vieren vakantie op de Griekse eilanden. Ze hebben net eindexamen gedaan en het leven lijkt één grote belofte. Totdat er de laatste nacht een ongeluk gebeurt. Met vijf meiden, zes rugzakken en een doodskist keren ze naar huis terug. Judith Koelemeijer was één van hen. In haar eerste autobiografische boek ontrafelt ze dit dramatische verhaal uit haar jeugd. Hoe kon ze haar vriendin Annette zo plotseling verliezen? De zoektocht voert haar terug naar Paros, naar de ouders van Annette, de vriendinnen van vroeger en de Duitse jongens die bij het ongeluk betrokken waren. Wat deed de dood van Annette met hún leven? En waarom lopen hun herinneringen aan die fatale nacht zo uiteen? Hemelvaart is een aangrijpend verhaal over vriendschap, schuld en de pijn van het volwassen worden.
Twee recensies:
HEMELVAART
Na dertig jaar reconstrueert Judith Koelemeijer de dood van vriendin Annette Sierhuis.
De nachtmerrie van alle ouders: het bericht dat je kind is overleden. Het overkwam Corry en Rein Sierhuis in 1985. Hun oudste, Annette, nog net geen 21 jaar, was met vijf vriendinnen naar het Griekse Paros afgereisd om vakantie te vieren. Een paar weken lang werd er tot diep in de nacht gefeest, gesjanst, gedronken, gedanst. Er werd gezwommen en geluierd. Het moeten gouden dagen zijn geweest.
In de laatste nacht voor hun terugreis besluiten twee van de vijf nog eenmaal flink de bloemen buiten te zetten. Daarom gaan ze in op het voorstel van de Griekse Nikos, die ze tijdens de vakantie hebben leren kennen. Nikos kent een bouzouki-tent met livemuziek in de heuvels net buiten Parikia. Een paar Duitse jongens sluiten zich aan. Op de motor gaan ze erheen. Het ene meisje, Annette, rijdt met de Duitsers mee, het andere springt bij Nikos achterop. Tijdens de rit in het donker gaat het mis. De motoren van de Duitse jongens botsen op elkaar met gevolg dat Annette van de motor wordt geslingerd. Ze raakt zwaar gewond. In de vroege ochtend van de 15de augustus overlijdt ze.
Bijna dertig jaar later vertelt het meisje dat bij Nikos achterop zat wat er die nacht gebeurde. Dit meisje is Judith Koelemeijer (1967). Toen een bakvis, tegenwoordig auteur van literaire non-fictie. Koelemeijer debuteerde met Het zwijgen van Maria Zachea (2001). Hierin schreef ze over het leven in de jaren vijftig en zestig in Wormer, het dorp waar haar familie woonde. In 2008 verscheen Anna Boom waarin Koelemeijer de onconventionele levenswandel vastlegde van een jonge vrouw in de jaren vanaf de Tweede Wereldoorlog.
In Hemelvaart weerklinken de jaren tachtig. Niet alleen met de muziek van de Simple Minds en U2, ook in zeden en gewoonten. In de gedachte bijvoorbeeld dat er niet vanzelfsprekend werk te vinden zal zijn. Of door nog weer eens van studie te wisselen. Ook in bepaalde zegswijzen hoor je het terug: 'Every day is the first day of the rest of your life.'
Treffend beschrijft Koelemeijer haar vriendschappen van toen: 'vriendschap met een meisje [kon] de intensiteit hebben van een verliefdheid.' Maar met het verstrijken der jaren realiseert de auteur zich dat ze eigenlijk weinig van Annette wist.
Het laat haar niet los, waarop ze besluit de zaak op te rakelen en uit te zoeken. Dan ondervindt Koelemeijer dat het geheugen grillig is en de feiten zich niet eenduidig laten interpreteren. Alle betrokkenen blijken hun eigen versie van de gebeurtenissen te hebben. Ook de juridische afwikkeling vertoont in detail ongerijmdheden. Haar poging vat te krijgen op de situatie strandt definitief wanneer ze de Duitser spreekt die de botsing veroorzaakte.
De jongen van toen is een man van middelbare leeftijd. Ook hij heeft zich beziggehouden met de vraag naar het waarom van de gebeurtenissen. Zijn oordeel na jaren van overpeinzing: 'Es gibt keine Entschuldiging, keine Erklärung.' Wat rest is de bittere conclusie dat Annettes dood zinloos is geweest, redeloos, toeval zonder betekenis.
Hemelvaart, de dag waarop Annette overlijdt, laat zich lezen als een roman. De literaire kwaliteit schuilt in de geraffineerde compositie en thematiek, de heldere stijl. Daarnaast bewijst Koelemeijer zich opnieuw als een behoedzame verteller met een sterk expressief vermogen. Onvergetelijk is het beeld van de vriendinnen op de terugreis: gevijven staan ze aan dek. Met zes rugzakken en een doodskist.
de Volkskrant
24-08-2013
Daniëlle Serdijn
KOELEMEIJER SCHRIJFT ALSNOG OVER DODE VRIENDIN
Wie was Annette? Voorvoelde ze haar dood? Koelemeijer weet de werkelijkheid kunstig tot roman te kneden, maar de tragiek van Annette's dood komt niet uit de verf
Reconstructie van een ongeval
Het Griekse eiland Paros, zomer 1985. Een Nederlands meisje, Annette, verongelukt achterop de motor van een Griekse vriend. Het meisje was op vakantie met vijf vriendinnen. Onder hen was aanstaand schrijfster Judith Koelemeijer, net achttien, bleu en kakelfris uit het Zaanse Wormer. Tot het fatale ongeluk, in de nacht pal voor vertrek, hadden de meisjes zich feestend en dansend in het nieuwe leven na het eindexamen gestort, met Annette als aanvoerster.
"Er is die nacht iets kapot gegaan wat ik nooit heb kunnen helen", schrijft Koelemeijer op de eerste bladzijde van 'Hemelvaart'. "Al zou ik nog steeds niet kunnen zeggen wat er precies verloren ging. In al die tijd zijn er geen antwoorden gekomen, alleen maar nog meer vragen". Ruim twintig jaar later besluit ze over haar verongelukte vriendin een boek te schrijven, over wie ze was en over wat het ongeluk deed met de levens van haar dierbaren, waaronder dat van de schrijfster zelf. Maar er zijn ook twijfels: "Deugt het wel wat ik wil?"
Nu is Koelemeijer in 'Hemelvaart' niet iets heel ongewoons van plan. De herinneringen aan dode vrienden en verwanten beheersen de Nederlandse literatuur op dit moment. Eerder dit jaar kwam Dirk van Weelden nog met een roman over zijn vriend Martin Bril. Stephan Sanders publiceerde een memoir over zijn vriend Anil Ramdas. Koelemeijers verhaal over een vriendin die in de jaren tachtig verongelukte in Griekenland herinnert bovendien aan 'Lucifer', de omstreden derde roman van Connie Palmen. Palmen greep de dodelijke val van actrice Marina Schapers op het eiland Skyros aan voor een filosofische sleutelroman over een destructieve relatie, geïnspireerd op het vechthuwelijk tussen Schapers en componist Peter Schat. Wie in de buurt verkeert van schrijvers moet kortom op zijn tellen passen. Voor je het weet ziet er eentje een boek in je en word je na je dood vereeuwigd in je onmacht en ongeluk, zonder dat je daar nog enig weerwoord op kunt geven. Zo leidde de roman van Palmen tot boze reacties van vrienden van componist Peter Schat, die vonden dat de schrijfster hem onrecht had gedaan.
Het siert Koelemeijer daarom dat zij zich deze ethische vraag vooraf stelt, maar dat zorgt er ook voor dat hij het hele boek blijft knagen. We weten nu dat ze aarzelde, maar waarom schreef ze dit boek dan toch wel? Koelemeijer leest dagboeken en brieven van Annette. Ze mijmert over de twee gezichten van haar vriendin, die niet alleen een rusteloos feestbeest was maar ook zeer sociaal, hulpvaardig en idealistisch. Ze bezoekt Annettes ouders en broer, die later naar Griekenland trekken omdat ze het in Nederland niet meer uithouden. Ze spreekt met haar vriendinnen en met de Duitse studenten die bij het ongeluk betrokken waren. En ze grasduint in haar eigen herinneringen. Hoe ze na het ongeluk faalt in haar studie. Hoe ook zij naar Griekenland trekt en daar probeert rust te vinden.
Net als in 'Het zwijgen van Maria Zachea', haar succesvolle debuut, en net als in haar tweede boek 'Anna Boom' herschept Koelemeijer in 'Hemelvaart' dialogen en scènes uit de werkelijkheid alsof het een roman betreft. Ze doseert kunstig. Zo begint het boek met het ongeluk zonder dat daar dan alle details van worden prijsgegeven, die worden beetje bij beetje opgediend.
Het probleem is niet alleen dat Koelemeijer op dichte deuren stuit (zo willen haar vriendinnen niet veel kwijt), maar vooral dat ze zelf nergens echt doorpakt. Ze twijfelt over alles; over de gevoelens van Annette (voorvoelde ze haar dood?), over de oorzaken van haar eigen stuurloosheid als twintiger (kwam dat door het verlies of waren het gewoon de jaren tachtig?) en over de student die het ongeluk veroorzaakte (getergd door schuldgevoel of toch niet?). Ook een schrijver van non-fictie moet met personages aan de haal kunnen gaan. Er moet een groter verhaal te vertellen zijn, een verhaal dat alle opportunisme en toe-eigening goed maakt. Maar Koelemeijer houdt zich op de vlakte, in stijl, in de tekening van haar personages, maar ook in de schets van de rusteloze crisisjaren tachtig op de achtergrond. En zo houdt 'Hemelvaart' toch iets kleins en beperkts, bij momenten ontroerend en herkenbaar, maar nooit uitgroeiend tot de verontrustende tragedie die eigenlijk besloten ligt in dit drama van een meisje dat aan het begin van alles staat en dan in Griekenland de dood vindt.
Reconstructie van een ongeval
Het Griekse eiland Paros, zomer 1985. Een Nederlands meisje, Annette, verongelukt achterop de motor van een Griekse vriend. Het meisje was op vakantie met vijf vriendinnen. Onder hen was aanstaand schrijfster Judith Koelemeijer, net achttien, bleu en kakelfris uit het Zaanse Wormer. Tot het fatale ongeluk, in de nacht pal voor vertrek, hadden de meisjes zich feestend en dansend in het nieuwe leven na het eindexamen gestort, met Annette als aanvoerster.
"Er is die nacht iets kapot gegaan wat ik nooit heb kunnen helen", schrijft Koelemeijer op de eerste bladzijde van 'Hemelvaart'. "Al zou ik nog steeds niet kunnen zeggen wat er precies verloren ging. In al die tijd zijn er geen antwoorden gekomen, alleen maar nog meer vragen". Ruim twintig jaar later besluit ze over haar verongelukte vriendin een boek te schrijven, over wie ze was en over wat het ongeluk deed met de levens van haar dierbaren, waaronder dat van de schrijfster zelf. Maar er zijn ook twijfels: "Deugt het wel wat ik wil?"
Nu is Koelemeijer in 'Hemelvaart' niet iets heel ongewoons van plan. De herinneringen aan dode vrienden en verwanten beheersen de Nederlandse literatuur op dit moment. Eerder dit jaar kwam Dirk van Weelden nog met een roman over zijn vriend Martin Bril. Stephan Sanders publiceerde een memoir over zijn vriend Anil Ramdas. Koelemeijers verhaal over een vriendin die in de jaren tachtig verongelukte in Griekenland herinnert bovendien aan 'Lucifer', de omstreden derde roman van Connie Palmen. Palmen greep de dodelijke val van actrice Marina Schapers op het eiland Skyros aan voor een filosofische sleutelroman over een destructieve relatie, geïnspireerd op het vechthuwelijk tussen Schapers en componist Peter Schat. Wie in de buurt verkeert van schrijvers moet kortom op zijn tellen passen. Voor je het weet ziet er eentje een boek in je en word je na je dood vereeuwigd in je onmacht en ongeluk, zonder dat je daar nog enig weerwoord op kunt geven. Zo leidde de roman van Palmen tot boze reacties van vrienden van componist Peter Schat, die vonden dat de schrijfster hem onrecht had gedaan.
Het siert Koelemeijer daarom dat zij zich deze ethische vraag vooraf stelt, maar dat zorgt er ook voor dat hij het hele boek blijft knagen. We weten nu dat ze aarzelde, maar waarom schreef ze dit boek dan toch wel? Koelemeijer leest dagboeken en brieven van Annette. Ze mijmert over de twee gezichten van haar vriendin, die niet alleen een rusteloos feestbeest was maar ook zeer sociaal, hulpvaardig en idealistisch. Ze bezoekt Annettes ouders en broer, die later naar Griekenland trekken omdat ze het in Nederland niet meer uithouden. Ze spreekt met haar vriendinnen en met de Duitse studenten die bij het ongeluk betrokken waren. En ze grasduint in haar eigen herinneringen. Hoe ze na het ongeluk faalt in haar studie. Hoe ook zij naar Griekenland trekt en daar probeert rust te vinden.
Net als in 'Het zwijgen van Maria Zachea', haar succesvolle debuut, en net als in haar tweede boek 'Anna Boom' herschept Koelemeijer in 'Hemelvaart' dialogen en scènes uit de werkelijkheid alsof het een roman betreft. Ze doseert kunstig. Zo begint het boek met het ongeluk zonder dat daar dan alle details van worden prijsgegeven, die worden beetje bij beetje opgediend.
Het probleem is niet alleen dat Koelemeijer op dichte deuren stuit (zo willen haar vriendinnen niet veel kwijt), maar vooral dat ze zelf nergens echt doorpakt. Ze twijfelt over alles; over de gevoelens van Annette (voorvoelde ze haar dood?), over de oorzaken van haar eigen stuurloosheid als twintiger (kwam dat door het verlies of waren het gewoon de jaren tachtig?) en over de student die het ongeluk veroorzaakte (getergd door schuldgevoel of toch niet?). Ook een schrijver van non-fictie moet met personages aan de haal kunnen gaan. Er moet een groter verhaal te vertellen zijn, een verhaal dat alle opportunisme en toe-eigening goed maakt. Maar Koelemeijer houdt zich op de vlakte, in stijl, in de tekening van haar personages, maar ook in de schets van de rusteloze crisisjaren tachtig op de achtergrond. En zo houdt 'Hemelvaart' toch iets kleins en beperkts, bij momenten ontroerend en herkenbaar, maar nooit uitgroeiend tot de verontrustende tragedie die eigenlijk besloten ligt in dit drama van een meisje dat aan het begin van alles staat en dan in Griekenland de dood vindt.
Trouw
24-08-2013
Jann Ruyters
maandag 3 maart 2014
Hubert Slings - Reinaert de vos
Auteur: Hubert Slings
Titel: Reinaert de vos
Plaats van uitgave: Amsterdam
Uitgever: Amsterdam University Press
Aantal bladzijden: 103 bladzijden
Jaar van uitgave: 1999
Koning Nobel roept zijn onderdanen samen met Pinksteren. Een iemand is er niet: Reinaart de vos, die vanwege zijn slechte gedrag zich niet aan het hof te Gent durft te vertonen. Daar beschuldigen Isegrin de wolf, Courtois de hond, Cuwaart het konijn en Tybert de kater Reinaart van allerlei misdaden zoals moord en diefstal. Reinaarts neef Grimbert de das verdedigt hem. Hij wordt onderbroken door Canteclaar de haan die onder luid misbaar de door Reinaart doodgebeten kip Coppe naar de Koning brengt. Sluwe Reinaart heeft ook elf van zijn vijftien kinderen gedood. Koning Nobel besluit dat Reinaart gehaald moet worden en stuurt Bruin de beer om hem in Malpertuis, het huis van Reinaart, te gaan halen. Daar aangekomen loopt de beer door zijn gulzigheid in een val die Reinaart voor hem heeft gezet. De beer komt vast te zitten in een boomstam en de dorpelingen willen hem met bezems, haken, vlegels, staken en vorken toetakelen. Gedreven door angst weet Bruin zich toch te bevrijden uit de boom, maar verliest daarbij een oor, scheurt zijn poten en verwondt zijn kaken. De dorpelingen krijgen Bruin toch te pakken en na enkele rake klappen alt Bruin voor dood in de rivier. Daar komt Bruin weer bij zijn positieven. Reinaart hoopt dat Bruin dood is, maar vindt hem even later nog levend. Bruin keert vol schaamte terug naar het hof van Nobel. Nobel besluit deze keer de verstandigste onderdaan te sturen Tybert de kater. Ook de kater loopt door zijn gulzigheid in de val. Hij springt door een gat waar een strop achter blijkt te hangen. Tybert wordt geslagen door de pape maar kan toch nog ontsnappen en keert moe, ziek en half blind terug naar het hof. Als laatste wordt Grimbert gezonden om Reinaart te halen. Reinaart gaat nu uit vrije wil mee. Hij wil nog wel biechten bij Grimbert. Als hij hem vergeeft hervalt Reinaart meteen weer in zonde. En Grimbert kan hem nog net stoppen.
Als Reinaart voor de Koning moet verschijnen hangt hij een berouwvol verhaal op en weet hij de koning in te palmen met een verhaal over een verborgen schat die zijn vader had. Ook beschuldigde hij zijn vader van samenzwering tegen de koning samen met Tybert, Bruin, Isegrin en Grimbert met. Reinaart vertelt de koning dat hij deze schat heeft verstopt in het Hulsterbos. Nobel wordt hebberig en gebiedt Reinaart om hem de schat aan te wijzen. In ruil daarvoor mag Reinaart voorlopig blijven leven. De haas bevestigt dat de Kriekeput echt bestaat en dat Reinaart de plek dus niet verzint. Reinaart vertrekt zogenaamd op een bedevaart naar Rome die hij lang geleden beloofd had te doen. Isegrin en Bruin protesteren tegen de vrijlating van Reinaart en worden vastgebonden omdat Reinaart hen aanwees als verraders. Uit de flanken van de beer worden twee lappen leer gesneden voor een pelgrimstas voor Reinaart. Bij Isegrin en zijn vrouw Hersinde wordt het vel van de poten gesneden voor schoenen voor Reinaart. Zo komt Reinaart zonder straf weg. Hij wordt begeleid door Belijn de ram en Cuwaart de haas. Hij vraagt Cuwaart om nog even mee binnen te komen. Binnengekomen doodt Reinaart de haas. Aan Belijn geeft hij zijn pelgrimstas en vertelt hem dat daarin een belangrijke boodschap voor de Koning zit die hij onmiddellijk zonder te bekijken moet afgeven. Belijn doet dit onmiddellijk. Aan het hof aangekomen blijkt dat de tas geen brief maar de snuit van Cuwaart bevat. Het wolvenpaar en Bruin worden bevrijd van hun ketenen en ze krijgen Belijn als compensatie voor hun geleden pijn.
Titel: Reinaert de vos
Plaats van uitgave: Amsterdam
Uitgever: Amsterdam University Press
Aantal bladzijden: 103 bladzijden
Jaar van uitgave: 1999
Koning Nobel roept zijn onderdanen samen met Pinksteren. Een iemand is er niet: Reinaart de vos, die vanwege zijn slechte gedrag zich niet aan het hof te Gent durft te vertonen. Daar beschuldigen Isegrin de wolf, Courtois de hond, Cuwaart het konijn en Tybert de kater Reinaart van allerlei misdaden zoals moord en diefstal. Reinaarts neef Grimbert de das verdedigt hem. Hij wordt onderbroken door Canteclaar de haan die onder luid misbaar de door Reinaart doodgebeten kip Coppe naar de Koning brengt. Sluwe Reinaart heeft ook elf van zijn vijftien kinderen gedood. Koning Nobel besluit dat Reinaart gehaald moet worden en stuurt Bruin de beer om hem in Malpertuis, het huis van Reinaart, te gaan halen. Daar aangekomen loopt de beer door zijn gulzigheid in een val die Reinaart voor hem heeft gezet. De beer komt vast te zitten in een boomstam en de dorpelingen willen hem met bezems, haken, vlegels, staken en vorken toetakelen. Gedreven door angst weet Bruin zich toch te bevrijden uit de boom, maar verliest daarbij een oor, scheurt zijn poten en verwondt zijn kaken. De dorpelingen krijgen Bruin toch te pakken en na enkele rake klappen alt Bruin voor dood in de rivier. Daar komt Bruin weer bij zijn positieven. Reinaart hoopt dat Bruin dood is, maar vindt hem even later nog levend. Bruin keert vol schaamte terug naar het hof van Nobel. Nobel besluit deze keer de verstandigste onderdaan te sturen Tybert de kater. Ook de kater loopt door zijn gulzigheid in de val. Hij springt door een gat waar een strop achter blijkt te hangen. Tybert wordt geslagen door de pape maar kan toch nog ontsnappen en keert moe, ziek en half blind terug naar het hof. Als laatste wordt Grimbert gezonden om Reinaart te halen. Reinaart gaat nu uit vrije wil mee. Hij wil nog wel biechten bij Grimbert. Als hij hem vergeeft hervalt Reinaart meteen weer in zonde. En Grimbert kan hem nog net stoppen.
Als Reinaart voor de Koning moet verschijnen hangt hij een berouwvol verhaal op en weet hij de koning in te palmen met een verhaal over een verborgen schat die zijn vader had. Ook beschuldigde hij zijn vader van samenzwering tegen de koning samen met Tybert, Bruin, Isegrin en Grimbert met. Reinaart vertelt de koning dat hij deze schat heeft verstopt in het Hulsterbos. Nobel wordt hebberig en gebiedt Reinaart om hem de schat aan te wijzen. In ruil daarvoor mag Reinaart voorlopig blijven leven. De haas bevestigt dat de Kriekeput echt bestaat en dat Reinaart de plek dus niet verzint. Reinaart vertrekt zogenaamd op een bedevaart naar Rome die hij lang geleden beloofd had te doen. Isegrin en Bruin protesteren tegen de vrijlating van Reinaart en worden vastgebonden omdat Reinaart hen aanwees als verraders. Uit de flanken van de beer worden twee lappen leer gesneden voor een pelgrimstas voor Reinaart. Bij Isegrin en zijn vrouw Hersinde wordt het vel van de poten gesneden voor schoenen voor Reinaart. Zo komt Reinaart zonder straf weg. Hij wordt begeleid door Belijn de ram en Cuwaart de haas. Hij vraagt Cuwaart om nog even mee binnen te komen. Binnengekomen doodt Reinaart de haas. Aan Belijn geeft hij zijn pelgrimstas en vertelt hem dat daarin een belangrijke boodschap voor de Koning zit die hij onmiddellijk zonder te bekijken moet afgeven. Belijn doet dit onmiddellijk. Aan het hof aangekomen blijkt dat de tas geen brief maar de snuit van Cuwaart bevat. Het wolvenpaar en Bruin worden bevrijd van hun ketenen en ze krijgen Belijn als compensatie voor hun geleden pijn.
Karel ende elegast
Auteur: onbekend
Titel: Karel en de elegast
Plaats van uitgave: Amsterdam
Uitgeverij: Amsterdam University Press
Aantal bladzijden: 56 bladzijden
Jaar van uitgave:2003
De hoofdpersoon is Karel de Grote en zijn tegenspeler is Elegast
Koning Karel de Grote wordt in de nacht voor zijn hofdag gewekt door een engel. Deze engel beveelt Karel om te gaan stelen, maar Karel doet dit niet. Pas na de derde keer gelooft Karel het en sluipt ongemerkt het kasteel uit.
Op een gegeven moment komt hij een hoofdridder tegen. Beiden willen niet zeggen wie ze zijn en er ontstaat een gevecht. Na een hevig gevecht noemt de onbekende ridder zijn naam: Elegast, dit was een vroegere leenman die Karel verbannen had.
Samen besluiten ze om bij Eggeric (dit is de zwager van Karel) in te breken. Elegast wilde absoluut niet ingaan op het voorstel van Karel, om bij de keizer te gaan stelen, hieruit blijkt de onvoorwaardelijke trouw van Elegast, die ondanks dat hij verbannen was achter de keizer blijft staan. Tijdens het inbreken gedraagt Karel zich erg onhandig. Hij blijkt echter ook geen goede dief te zijn door te willen inbreken met een ploegijzer. Door een wonderkruid in zijn mond te stoppen kan Elegast verstaan wat de dieren zeggen. Hij hoort dat de keizer in de buurt is, maar gelooft hen niet. Ook Karel gelooft niet was Elegast beweerd en krijgt het kruid in zijn mond geduwd. Ook hij hoort de dieren zeggen dat de koning is, maar plotseling raakt Karel het kruid kwijt.
Elegast neemt een flinke buit mee uit het huis van Eggeric maar als extraatje wil hij nog een kostbaar zadel uit de slaapkamer van Eggeric stelen. Eggeric en zijn vrouw worden wakker van het gerinkel van de bellen van het zadel en Elegast verstopt zich onder het bed. De vrouw vraagt waarom Eggeric nu al een aantal dagen niet kan slapen en eten, waarop Eggeric aan zijn vrouw vertelt dat morgen koning Karel vermoord zou worden. Eggeric’s vrouw is Karels zuster en als zij tegen hem uitvalt omdat hij de keizer wil vermoorden, slaat Eggeric haar in het gezicht. Ze heeft een bloedneus en ook haar mond bloedt.
Elegast vangt wat van haar bloed op in zijn handschoen als bewijs en tovert daarna op een magische manier iedereen in slaap en vlucht het kasteel uit. Buiten het kasteel aangkomen vertelt hij alles aan Karel. Elegast weet echter niet dat de echte keizer voor hem staat.
Karel begrijpt nu de reden dat hij van God moest gaan stelen. Karel belooft aan Elegast dat hij de keizer zal inlichten, omdat Elegast het niet durft omdat die ruzie had met de Karel. Zo gaan ze uit elkaar. Door deze nachtelijke tocht ontdekt Karel dat Elegast, ondanks dat hij verbannen is, toch heel trouw aan zijn keizer is gebleven. Niet alleen Elegasts trouw maar ook de ontrouw van Eggeric komen aan het licht.
Op de hofdag worden alle samenzweerders gevangen genomen. Er komt een tweestrijd tussen Eggeric en Elegast. Diegene die de waarheid spreekt zal met behulp van God de strijd winnen. Elegast wint na een heel lang gevecht de tweestrijd. Eggeric wordt gedood en Elegast wordt in eer hersteld. Later krijgt Elegast Karels zuster, de weduwe van Eggeric, als vrouw.
Titel: Karel en de elegast
Plaats van uitgave: Amsterdam
Uitgeverij: Amsterdam University Press
Aantal bladzijden: 56 bladzijden
Jaar van uitgave:2003
De hoofdpersoon is Karel de Grote en zijn tegenspeler is Elegast
Koning Karel de Grote wordt in de nacht voor zijn hofdag gewekt door een engel. Deze engel beveelt Karel om te gaan stelen, maar Karel doet dit niet. Pas na de derde keer gelooft Karel het en sluipt ongemerkt het kasteel uit.
Op een gegeven moment komt hij een hoofdridder tegen. Beiden willen niet zeggen wie ze zijn en er ontstaat een gevecht. Na een hevig gevecht noemt de onbekende ridder zijn naam: Elegast, dit was een vroegere leenman die Karel verbannen had.
Samen besluiten ze om bij Eggeric (dit is de zwager van Karel) in te breken. Elegast wilde absoluut niet ingaan op het voorstel van Karel, om bij de keizer te gaan stelen, hieruit blijkt de onvoorwaardelijke trouw van Elegast, die ondanks dat hij verbannen was achter de keizer blijft staan. Tijdens het inbreken gedraagt Karel zich erg onhandig. Hij blijkt echter ook geen goede dief te zijn door te willen inbreken met een ploegijzer. Door een wonderkruid in zijn mond te stoppen kan Elegast verstaan wat de dieren zeggen. Hij hoort dat de keizer in de buurt is, maar gelooft hen niet. Ook Karel gelooft niet was Elegast beweerd en krijgt het kruid in zijn mond geduwd. Ook hij hoort de dieren zeggen dat de koning is, maar plotseling raakt Karel het kruid kwijt.
Elegast neemt een flinke buit mee uit het huis van Eggeric maar als extraatje wil hij nog een kostbaar zadel uit de slaapkamer van Eggeric stelen. Eggeric en zijn vrouw worden wakker van het gerinkel van de bellen van het zadel en Elegast verstopt zich onder het bed. De vrouw vraagt waarom Eggeric nu al een aantal dagen niet kan slapen en eten, waarop Eggeric aan zijn vrouw vertelt dat morgen koning Karel vermoord zou worden. Eggeric’s vrouw is Karels zuster en als zij tegen hem uitvalt omdat hij de keizer wil vermoorden, slaat Eggeric haar in het gezicht. Ze heeft een bloedneus en ook haar mond bloedt.
Elegast vangt wat van haar bloed op in zijn handschoen als bewijs en tovert daarna op een magische manier iedereen in slaap en vlucht het kasteel uit. Buiten het kasteel aangkomen vertelt hij alles aan Karel. Elegast weet echter niet dat de echte keizer voor hem staat.
Karel begrijpt nu de reden dat hij van God moest gaan stelen. Karel belooft aan Elegast dat hij de keizer zal inlichten, omdat Elegast het niet durft omdat die ruzie had met de Karel. Zo gaan ze uit elkaar. Door deze nachtelijke tocht ontdekt Karel dat Elegast, ondanks dat hij verbannen is, toch heel trouw aan zijn keizer is gebleven. Niet alleen Elegasts trouw maar ook de ontrouw van Eggeric komen aan het licht.
Op de hofdag worden alle samenzweerders gevangen genomen. Er komt een tweestrijd tussen Eggeric en Elegast. Diegene die de waarheid spreekt zal met behulp van God de strijd winnen. Elegast wint na een heel lang gevecht de tweestrijd. Eggeric wordt gedood en Elegast wordt in eer hersteld. Later krijgt Elegast Karels zuster, de weduwe van Eggeric, als vrouw.
Stefan Brijs - De engelenmaker
Auteur: Stefan Brijs
Titel: De engelenmaker
Plaats van uitgave: Amsterdam
Uitgeverij: Atlas
Aantal bladzijden: 329 bladzijden
Jaar van uitgave: 2005
“De Engelenmaker” bestaat uit drie delen.
Het eerste deel speelt in het heden en vertelt hoe Doktor Victor Hoppe terugkomt in zijn geboorteplaats Wolfheim, een dorpje vlakbij het drielandenpunt. Met zijn hazenlip en zijn rode haren maakt hij een eigenaardige indruk. Hij heeft drie kinderen bij zich, die naar geruchten een spleet over hun hele gezicht hebben. De bewoners van Wolfheim moeten niets hebben van de rare dokter, maar na een aantal genezingen merkt men dat hij best meevalt. Ook zijn zoons vallen mee, ze hebben een hazenlip net als hun vader en lijken sprekend op elkaar. Als de dokter de namen van de kinderen noemt, schrikken de bewoners toch wel. Ze heten Michaël, Rafaël en Gabriël, net als de aartsengelen.
De dokter huurt een huishoudster, Frau Maenhout, in, die steeds meer te weten komt over de dokter en zijn kinderen. De dokter gedraagt zich namelijk erg vreemd; hij toont geen emoties, wil absoluut niet dat zij de kinderen over God vertelt en de kinderen mogen nooit naar buiten. Nu zou men hem autistisch hebben genoemd, het syndroom van Asperger, maar toen kenden ze dat nog niet.
Als Frau Maenhout bijna achter de waarheid is, komt zij door een vreselijk ongeluk om het leven.
In het tweede deel, dat afwisselt tussen Victor Hoppes jeugd en zijn tijd als student, wordt duidelijk wat er met de dokter en zijn kinderen aan de hand is. Victor Hoppe heeft de eerste jaren van zijn leven als “debiel” in een gesticht doorgebracht. De enige die gelooft dat hij niet debiel is, is Zuster Marthe. Zij leert Victor lezen en praten. Na een paar jaar haalt zijn vader hem uit het gesticht. Victor komt terecht op een universiteit. Hij blijkt een briljant genie in het klonen van zoogdieren. Eerst oefent hij op muizen, later op mensen. En inderdaad, zijn kinderen zijn klonen, van hem. Helaas gedraagt Victor zich raar, waardoor de staf van de universiteit aan hem twijfelt. Rex Cremer, de stafarts, is de enige die weet wat er precies aan de hand is. Hij raakt verstrikt in wat hij weet.
In het derde deel, weer het heden, komt Rex Cremer weer opnieuw in aanraking met Doktor Hoppe. Hij ontmoet ook zijn kinderen en Doktor Hoppe vertelt hem wat er mis is met de kinderen. Ze worden te snel oud; elk jaar van hun leven telt voor tien tot vijftien jaar.
Dan komt ook de draagmoeder van de jongetjes haar “kinderen” opzoeken. Als ze bij Doktor Hoppes huis aankomt is er al één dood. Ze brengt de laatste dagen van hun leven met ze door.
Uiteindelijk, terwijl de dorpsbewoners de kruistocht van Jezus op de Vaalserberg volgen, kruisigt Doktor Hoppe zichzelf. Hij vergelijkt zichzelf met Jezus en dit is volgens hem de opdracht die hij moet volbrengen. Hij eindigt aan het kruis, terwijl het hele dorp sprakeloos toekijkt.
Titel: De engelenmaker
Plaats van uitgave: Amsterdam
Uitgeverij: Atlas
Aantal bladzijden: 329 bladzijden
Jaar van uitgave: 2005
“De Engelenmaker” bestaat uit drie delen.
Het eerste deel speelt in het heden en vertelt hoe Doktor Victor Hoppe terugkomt in zijn geboorteplaats Wolfheim, een dorpje vlakbij het drielandenpunt. Met zijn hazenlip en zijn rode haren maakt hij een eigenaardige indruk. Hij heeft drie kinderen bij zich, die naar geruchten een spleet over hun hele gezicht hebben. De bewoners van Wolfheim moeten niets hebben van de rare dokter, maar na een aantal genezingen merkt men dat hij best meevalt. Ook zijn zoons vallen mee, ze hebben een hazenlip net als hun vader en lijken sprekend op elkaar. Als de dokter de namen van de kinderen noemt, schrikken de bewoners toch wel. Ze heten Michaël, Rafaël en Gabriël, net als de aartsengelen.
De dokter huurt een huishoudster, Frau Maenhout, in, die steeds meer te weten komt over de dokter en zijn kinderen. De dokter gedraagt zich namelijk erg vreemd; hij toont geen emoties, wil absoluut niet dat zij de kinderen over God vertelt en de kinderen mogen nooit naar buiten. Nu zou men hem autistisch hebben genoemd, het syndroom van Asperger, maar toen kenden ze dat nog niet.
Als Frau Maenhout bijna achter de waarheid is, komt zij door een vreselijk ongeluk om het leven.
In het tweede deel, dat afwisselt tussen Victor Hoppes jeugd en zijn tijd als student, wordt duidelijk wat er met de dokter en zijn kinderen aan de hand is. Victor Hoppe heeft de eerste jaren van zijn leven als “debiel” in een gesticht doorgebracht. De enige die gelooft dat hij niet debiel is, is Zuster Marthe. Zij leert Victor lezen en praten. Na een paar jaar haalt zijn vader hem uit het gesticht. Victor komt terecht op een universiteit. Hij blijkt een briljant genie in het klonen van zoogdieren. Eerst oefent hij op muizen, later op mensen. En inderdaad, zijn kinderen zijn klonen, van hem. Helaas gedraagt Victor zich raar, waardoor de staf van de universiteit aan hem twijfelt. Rex Cremer, de stafarts, is de enige die weet wat er precies aan de hand is. Hij raakt verstrikt in wat hij weet.
In het derde deel, weer het heden, komt Rex Cremer weer opnieuw in aanraking met Doktor Hoppe. Hij ontmoet ook zijn kinderen en Doktor Hoppe vertelt hem wat er mis is met de kinderen. Ze worden te snel oud; elk jaar van hun leven telt voor tien tot vijftien jaar.
Dan komt ook de draagmoeder van de jongetjes haar “kinderen” opzoeken. Als ze bij Doktor Hoppes huis aankomt is er al één dood. Ze brengt de laatste dagen van hun leven met ze door.
Uiteindelijk, terwijl de dorpsbewoners de kruistocht van Jezus op de Vaalserberg volgen, kruisigt Doktor Hoppe zichzelf. Hij vergelijkt zichzelf met Jezus en dit is volgens hem de opdracht die hij moet volbrengen. Hij eindigt aan het kruis, terwijl het hele dorp sprakeloos toekijkt.
Arthur Japin - Een schitterend gebrek
Auteur: Arthur Japin
Titel: Een schitterend gebrek
Plaats van uitgave: Amsterdam
Uitgeverij: De arbeiderspers
Aantal bladzijden: 239 bladzijden
Jaar van uitgave: 2003
Lucia is geboren in 1728 in Palestinio. Ze woonde bij een gravin waar haar vader in dienst was. Ze leerde Giacomo kennen op de bruiloft van de dochter van de gravin. Er bloeide toen grote liefde tussen beide. Ze houden heel veel van elkaar en beloven elkaar trouw te blijven. Ze hadden al plannen gemaakt over hun toekomst: Over een halfjaar zouden ze elkaar terugzien en een paar maanden later trouwen. Giacomo gaat terug naar Venetie en Lucia blijft achter. Lucia krijgt bijscholing van een Franse onderwijzer. Ze gaat enorm vooruit.
Voordat Giacomo terug zou komen gebeurt er iets naars. De onderwijzer overlijdt aan de pokken. Lucia had voor hem gezorgd, maar intussen tijd en raakt ze ook besmet. De jeuk is ondraagelijk. Als ze in de spiegel kijkt, ziet ze hoe lelijk haar gezicht is. Ze komt op een besluit dat ze zich niet zo wilt vertonen aan Giacomo. Ze laat het verhaal rondgaan dat ze ervandoor is gegaan met de knecht en gaat weg.
Na een halfjaar komt Giacomo aan en hoort hij dat Lucia vertrokken is. Ze heeft zich niet aan haar belofte gehouden. Door dit gebeuren verandert Giacomo’s kijk op vrouwen.
Teleurgesteld en geen vertrouwen meer in vrouwen keert hij terug naar Venetie.
Lucia zwerft door Italie rond en noemt zichzelf Galathee de Pompignac (zo noemde haar onderwijzer haar). Ze zwerft door naar het zuiden en vind een baan bij een familie in Bologna. Ze leert daar een franse gravin kennen die har beschermt. Galathee trekt met de gravin op als haar secretaresse. Ze woont jaren bij de gravin in Vincennes, dichtbij Parijs. Na een tijdje wordt de gravin ziek en komt te overlijden. Lucia besluit naar Amsterdam te gaan. Door haar uiterlijk is het moeilijk om aan een baan te komen. Zo beland ze in de prostitutie. Door haar verminkte gezicht moest ze van de klanten het laagste tarief vragen.
Galathee komt een joodse man tegen die haar als privé hoer wil hebben. In de 18e eeuw was het verboden om seks te hebben met een jood als je niet jood was. Lucia werd betrapt en moest 2 jaar voor straf naar het spinhuis. Ze werkt verder met een sluier voor haar gezicht. Doordat ze haar gezicht verbergt raken meer mensen in haar geïnteresseerd.
Op een avond wordt Lucia voorgesteld aan een gast. Lucia herkent hem als Giacomo, maar hij gebruikt de naam Chevalier de Seingalt. Hij verwent haar, maar weet niet dat zij zijn jeugdliefde is. Ze leren elkaar beter kennen en praatten ook veel met elkaar. Giacomo neemt afscheid van Galathee. Zij verspreekt zich en laat de naam Lucia vallen. Galathee (Lucia) red zich uit de situatie en zegt dat ze Lucia heeft leren kennen. Ze zegt dat ze uit Amsterdam moet vertrekken en dat ze hem niet meer kan ontmoetten. Giacomo komt Lucia ongesluierd tegen en schrikt erg door haar verminkte gezicht. Hij praat met haar en realiseert dat hij haar onterecht behandeld heeft. Lucia blijkt zwanger te zijn. Van wie is nog onbekend. Maar vermoedelijk is het van Giacomo. Het geld dat ze heeft verdiend gebruikt ze voor een overtocht met de boot naar Amerika. Ze gaat samen met haar vaste klant, een twintig jaar oude handelsman, naar Amerika.
Uit het nawoord blijkt dat Lucia er met hem getrouwd is en dat ze samen drie kinderen gekregen, van wie ze de oudste Jacob noemden. Zij overleefde haar man dertig jaar en overleed in 1802, 74 jaar oud.
Mijn mening:
In het begin moest ik erg wennen aan het boek. Ik lees veel, maar dit was toch een heel ander soort boek dan ik gewend was. Daardoor vond ik het boek in het begin heel saai, het speelde zich namelijk af in de 18e eeuw. Als iets in de geschiedenis is geschreven, vind ik het al gauw saai. Ik voelde ook veel kritische spanning toen ik begon met lezen. Het boek begint namelijk met dat Lucia met Jamieson naar een opera gaat. Ze ziet daar Giacomo met nog een persoon lopen. Lucia verstopt zich onder haar voile. Je vraagt je af: 'wie zijn Lucia en Jamieson eigenlijk?' En 'waarom draagt Lucia een voile? Later in het boek toen ik meer te weten kwam over Lucia en haar verminking, voelde ik emotionele spanning. Ze moest haar geliefde achterlaten door een ziekte en was voor altijd verminkt. Ik voelde hoe moeilijk dit moet zijn geweest. Doordat die emotionele spanning opkwam, begon het boek mijn sympathie te winnen. Ik merkte dat de puzzelstukjes, naarmate ik verder in het boek kwam, steeds meer in elkaar vielen. Daarom vind ik het uiteindelijk toch een mooi boek.
Als ik nog eens voor Nederlands een boek van een lijst moet kiezen, zal ik zeker voor een boek van Arthur Japin kiezen. Het boek is een echte aanrader.
Titel: Een schitterend gebrek
Plaats van uitgave: Amsterdam
Uitgeverij: De arbeiderspers
Aantal bladzijden: 239 bladzijden
Jaar van uitgave: 2003
Lucia is geboren in 1728 in Palestinio. Ze woonde bij een gravin waar haar vader in dienst was. Ze leerde Giacomo kennen op de bruiloft van de dochter van de gravin. Er bloeide toen grote liefde tussen beide. Ze houden heel veel van elkaar en beloven elkaar trouw te blijven. Ze hadden al plannen gemaakt over hun toekomst: Over een halfjaar zouden ze elkaar terugzien en een paar maanden later trouwen. Giacomo gaat terug naar Venetie en Lucia blijft achter. Lucia krijgt bijscholing van een Franse onderwijzer. Ze gaat enorm vooruit.
Voordat Giacomo terug zou komen gebeurt er iets naars. De onderwijzer overlijdt aan de pokken. Lucia had voor hem gezorgd, maar intussen tijd en raakt ze ook besmet. De jeuk is ondraagelijk. Als ze in de spiegel kijkt, ziet ze hoe lelijk haar gezicht is. Ze komt op een besluit dat ze zich niet zo wilt vertonen aan Giacomo. Ze laat het verhaal rondgaan dat ze ervandoor is gegaan met de knecht en gaat weg.
Na een halfjaar komt Giacomo aan en hoort hij dat Lucia vertrokken is. Ze heeft zich niet aan haar belofte gehouden. Door dit gebeuren verandert Giacomo’s kijk op vrouwen.
Teleurgesteld en geen vertrouwen meer in vrouwen keert hij terug naar Venetie.
Lucia zwerft door Italie rond en noemt zichzelf Galathee de Pompignac (zo noemde haar onderwijzer haar). Ze zwerft door naar het zuiden en vind een baan bij een familie in Bologna. Ze leert daar een franse gravin kennen die har beschermt. Galathee trekt met de gravin op als haar secretaresse. Ze woont jaren bij de gravin in Vincennes, dichtbij Parijs. Na een tijdje wordt de gravin ziek en komt te overlijden. Lucia besluit naar Amsterdam te gaan. Door haar uiterlijk is het moeilijk om aan een baan te komen. Zo beland ze in de prostitutie. Door haar verminkte gezicht moest ze van de klanten het laagste tarief vragen.
Galathee komt een joodse man tegen die haar als privé hoer wil hebben. In de 18e eeuw was het verboden om seks te hebben met een jood als je niet jood was. Lucia werd betrapt en moest 2 jaar voor straf naar het spinhuis. Ze werkt verder met een sluier voor haar gezicht. Doordat ze haar gezicht verbergt raken meer mensen in haar geïnteresseerd.
Op een avond wordt Lucia voorgesteld aan een gast. Lucia herkent hem als Giacomo, maar hij gebruikt de naam Chevalier de Seingalt. Hij verwent haar, maar weet niet dat zij zijn jeugdliefde is. Ze leren elkaar beter kennen en praatten ook veel met elkaar. Giacomo neemt afscheid van Galathee. Zij verspreekt zich en laat de naam Lucia vallen. Galathee (Lucia) red zich uit de situatie en zegt dat ze Lucia heeft leren kennen. Ze zegt dat ze uit Amsterdam moet vertrekken en dat ze hem niet meer kan ontmoetten. Giacomo komt Lucia ongesluierd tegen en schrikt erg door haar verminkte gezicht. Hij praat met haar en realiseert dat hij haar onterecht behandeld heeft. Lucia blijkt zwanger te zijn. Van wie is nog onbekend. Maar vermoedelijk is het van Giacomo. Het geld dat ze heeft verdiend gebruikt ze voor een overtocht met de boot naar Amerika. Ze gaat samen met haar vaste klant, een twintig jaar oude handelsman, naar Amerika.
Uit het nawoord blijkt dat Lucia er met hem getrouwd is en dat ze samen drie kinderen gekregen, van wie ze de oudste Jacob noemden. Zij overleefde haar man dertig jaar en overleed in 1802, 74 jaar oud.
Mijn mening:
In het begin moest ik erg wennen aan het boek. Ik lees veel, maar dit was toch een heel ander soort boek dan ik gewend was. Daardoor vond ik het boek in het begin heel saai, het speelde zich namelijk af in de 18e eeuw. Als iets in de geschiedenis is geschreven, vind ik het al gauw saai. Ik voelde ook veel kritische spanning toen ik begon met lezen. Het boek begint namelijk met dat Lucia met Jamieson naar een opera gaat. Ze ziet daar Giacomo met nog een persoon lopen. Lucia verstopt zich onder haar voile. Je vraagt je af: 'wie zijn Lucia en Jamieson eigenlijk?' En 'waarom draagt Lucia een voile? Later in het boek toen ik meer te weten kwam over Lucia en haar verminking, voelde ik emotionele spanning. Ze moest haar geliefde achterlaten door een ziekte en was voor altijd verminkt. Ik voelde hoe moeilijk dit moet zijn geweest. Doordat die emotionele spanning opkwam, begon het boek mijn sympathie te winnen. Ik merkte dat de puzzelstukjes, naarmate ik verder in het boek kwam, steeds meer in elkaar vielen. Daarom vind ik het uiteindelijk toch een mooi boek.
Als ik nog eens voor Nederlands een boek van een lijst moet kiezen, zal ik zeker voor een boek van Arthur Japin kiezen. Het boek is een echte aanrader.
zondag 2 maart 2014
Margriet Moor - De verdronkene
Auteur: Margriet Moor
Titel: De verdronkene
Plaats van uitgave: Amsterdam/ Antwerpen
Uitgeverij: Contact
Aantal bladzijden: 334 bladzijden
Jaar van uitgave: 2005
In het boek lopen twee verhaallijnen. Ongeveer per hoofdstuk wisselt het perspectief van waaruit het verhaal wordt verteld. De twee hoofdpersonen zijn de zussen Lidy en Armanda, die ontzettend veel op elkaar lijken.
Lidy
Lidy Blaauw is 23 jaar, ze is getrouwd met haar geliefde man Sjoerd Blaauw en samen hebben ze een dochtertje. Armanda vraagt aan Lidy of die haar plaats in wil nemen bij de doping van een nichtje. Op 31 januari 1953 vertrekt Lidy naar Zeeland. Het feestje wordt gevierd terwijl buiten de wind waait. Midden in de nacht vertrekt Lidy naar het dorp om mensen te waarschuwen en de dijken te inspecteren. Na een lange en vermoeiende tocht komt Lidy met een groep Zeeuwse mensen aan bij de boerderij. Ze is net op tijd boven, het water komt al! Lidy heeft een erg goede en sterke band met de andere overlevenden, ze zijn als het ware haar nieuwe familie. In de namiddag van zondag 1 februari 1953 raakt het huis los van zijn fundamenten. Lidy komt met andere op een stuk voorbijdrijvend rietland terecht. Na een koude vermoeide toch blijft Lidy met twee andere over. Inmiddels is het eb. De andere twee verdrinken en Lidy is helemaal alleen in de grote Oosterschelde. Op maandagochtend 2 februari 1953 verdrinkt ook Lidy.
Armanda
De andere hoofdpersoon is Armanda Brouwer, 21 jaar en zus van Lidy. Armanda lijkt zowel qua uiterlijk als qua innerlijk op Lidy. Lidy’s man Sjoerd en Armanda blijven zoeken naar Lidy maar vinden niks dan lijken. Ruim een jaar na de ramp wordt Lidy doodverklaart, pas dertig jaar na de ramp wordt haar lijk gevonden. Twee jaar na de ramp trouwen Sjoerd en Armanda, ze krijgen twee kinderen. Armanda voedt Lidy’s kind op en verhuist naar Amsterdam. Na 18 jaar huwelijk gaan Sjoerd en Armanda uit elkaar. In het laatste hoofdstuk van deel IV gaat Armanda met Lidy’s dochter naar Schouwen-Duivenland om Lidy’s lijk te begraven.
Het laatste deel, deel V responsorium, is een gesprek tussen Armanda en de geestverschijning van Lidy. Ze delen ervaringen over het leven, over Sjoerd en over de dood.
Titel: De verdronkene
Plaats van uitgave: Amsterdam/ Antwerpen
Uitgeverij: Contact
Aantal bladzijden: 334 bladzijden
Jaar van uitgave: 2005
In het boek lopen twee verhaallijnen. Ongeveer per hoofdstuk wisselt het perspectief van waaruit het verhaal wordt verteld. De twee hoofdpersonen zijn de zussen Lidy en Armanda, die ontzettend veel op elkaar lijken.
Lidy
Lidy Blaauw is 23 jaar, ze is getrouwd met haar geliefde man Sjoerd Blaauw en samen hebben ze een dochtertje. Armanda vraagt aan Lidy of die haar plaats in wil nemen bij de doping van een nichtje. Op 31 januari 1953 vertrekt Lidy naar Zeeland. Het feestje wordt gevierd terwijl buiten de wind waait. Midden in de nacht vertrekt Lidy naar het dorp om mensen te waarschuwen en de dijken te inspecteren. Na een lange en vermoeiende tocht komt Lidy met een groep Zeeuwse mensen aan bij de boerderij. Ze is net op tijd boven, het water komt al! Lidy heeft een erg goede en sterke band met de andere overlevenden, ze zijn als het ware haar nieuwe familie. In de namiddag van zondag 1 februari 1953 raakt het huis los van zijn fundamenten. Lidy komt met andere op een stuk voorbijdrijvend rietland terecht. Na een koude vermoeide toch blijft Lidy met twee andere over. Inmiddels is het eb. De andere twee verdrinken en Lidy is helemaal alleen in de grote Oosterschelde. Op maandagochtend 2 februari 1953 verdrinkt ook Lidy.
Armanda
De andere hoofdpersoon is Armanda Brouwer, 21 jaar en zus van Lidy. Armanda lijkt zowel qua uiterlijk als qua innerlijk op Lidy. Lidy’s man Sjoerd en Armanda blijven zoeken naar Lidy maar vinden niks dan lijken. Ruim een jaar na de ramp wordt Lidy doodverklaart, pas dertig jaar na de ramp wordt haar lijk gevonden. Twee jaar na de ramp trouwen Sjoerd en Armanda, ze krijgen twee kinderen. Armanda voedt Lidy’s kind op en verhuist naar Amsterdam. Na 18 jaar huwelijk gaan Sjoerd en Armanda uit elkaar. In het laatste hoofdstuk van deel IV gaat Armanda met Lidy’s dochter naar Schouwen-Duivenland om Lidy’s lijk te begraven.
Het laatste deel, deel V responsorium, is een gesprek tussen Armanda en de geestverschijning van Lidy. Ze delen ervaringen over het leven, over Sjoerd en over de dood.
Abonneren op:
Posts (Atom)